VERTALING
– (Verteller) De zoektocht van de veldmuis naar een nieuw huis heeft haar drie mijl de vallei in gebracht.
(vogels fluiten) (water kabbelt) Voor haar ligt water.
(water kabbelt) Ze bracht haar hele leven door rond beekjes.
Maar omdat ze slecht ziet, heeft ze verkeerd ingeschat hoe ver het nog is naar de andere kant.
(wind ruist) (vogels krassen) Dit meer is enorm.
In het koude water onder haar liggen monsters op de loer.
Een reuzesnoek, vier keer zo groot als zij, zou haar in haar geheel kunnen opslokken als ze niet eerst verdrinkt.
Ze heeft nog nooit verder dan een paar meter van land gezwommen.
Hoe verder ze van de kust zwemt, hoe groter de kans dat ze wordt opgemerkt.
Zodra een snoek rimpelingen waarneemt, hebben de meeste prooien geen schijn van kans.
(vogels fluiten) Maar deze watermuis heeft de overkant bereikt.
(water klotst) Voorlopig is ze veilig.